De rechten van slachtoffers (en nabestaanden) in het strafproces zijn in de afgelopen jaren enorm verruimd. Zo hebben slachtoffers recht op een correcte bejegening door de betrokken instanties (politie, openbaar ministerie, rechter), het recht op informatie over de voortgang van de strafzaak en informatie over de vrijlating of verlof van de verdachte, het recht op een afschrift van de relevante processtukken, maar ook de mogelijkheid tot het vorderen van schadevergoeding van de verdachte en het spreekrecht bij ernstige misdrijven.
Vanaf 1 juli 2016 is bovendien het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in de strafzaak onbeperkt, d.w.z. dat zij zich niet alleen mogen uitlaten over de gevolgen van het strafbare feit, maar ook over het bewijs en de bewezenverklaring en de op te leggen straf. Desondanks pleiten slachtoffers en slachtofferorganisaties voor nog meer rechten voor slachtoffers. Één van de gewenste uitbreidingen is het spreekrecht van slachtoffers bij TBS-verlengingszittingen.
De wet biedt vooralsnog geen ruimte voor spreekrecht bij een TBS-verlengingszitting. Indien zij dat wensen worden slachtoffers wel geïnformeerd over de zaak en over het verlof van de ter beschikking gestelde en hebben zij uiteraard de gelegenheid om bij de TBS-verlengingszitting aanwezig te zijn. Zij mogen echter tijdens die zittingen niet spreken. Bij een deel van de slachtoffers en nabestaanden lijkt echter toch wel de behoefte te bestaan om ook tijdens TBS-verlengingszittingen hun stem te laten horen en zich als slachtoffer erkend te voelen. Naar aanleiding hiervan heeft het CDA eind november 2017 een motie ingediend, waarbij is verzocht te onderzoeken of en zo ja hoe bewerkstelligd kan worden dat slachtoffers of nabestaanden zich mogen uitspreken over de voorwaarden, waaronder een veroordeelde weer in vrijheid wordt gesteld en dus ook over de verlenging van de TBS. Hierbij is in het bijzonder verwezen naar de in Canada bestaande ‘probation committees’ die een forum vormen voor slachtoffers bij een eventuele invrijheidstelling van een dader. De motie is aangenomen en het onderzoek gaat er ook komen. Dit is een onwenselijke ontwikkeling voor alle betrokkenen, waaronder de slachtoffers.
Voor veel slachtoffers en nabestaanden van een ernstig strafbaar feit staat de wereld na jaren nog steeds op zijn kop
Dit soort initiatieven is duidelijk ingegeven door de emotie van het slachtoffer en de nabestaande. Die emotie is invoelbaar en begrijpelijk. Een slachtoffer of nabestaande van een ernstig strafbaar feit heeft er niet om gevraagd slachtoffer te worden, maar is wel gevoelsmatig veroordeeld om langdurig, soms levenslang te leven met de gevolgen van de daden van een ander. Daadwerkelijke genoegdoening bestaat waarschijnlijk ook niet voor iemand die ten gevolge van een strafbare feit een dierbare is kwijtgeraakt. Het enige wat het slachtoffer vaak nog rest is zijn of haar gevoel uit te spreken over de gevolgen van het feit. De mogelijkheid om die stem te laten horen en daarin erkenning te krijgen vind ik dan ook in beginsel logisch. Die mogelijkheid wordt ook inmiddels zeer ruim geboden in het kader van de strafzaak.
Waarom wordt dan nog steeds uitbreiding van die rechten bepleit en waar trekken we de grens? Slachtoffers hebben al een grote rol gekregen in het strafproces. Tot een bepaalde hoogte is dat terecht. De grens is echter nu wel bereikt. Het lijkt juist de wens te zijn om de veroordeelde te blijven confronteren met de gevolgen van het feit, die maakt dat men ook na het strafproces, zoals bij een TBS-verlengingszitting het spreekrecht wenst hebben. Deze wens is echter een vorm van vergelding, een emotie, die na de strafzaak en na de oplegging van de TBS-maatregel geen ruimte meer heeft in de zaak.
Van belang is te beseffen dat er een essentieel verschil bestaat tussen de strafzitting en de TBS-verlengingszitting. Bij de strafzitting is de persoon slechts verdachte en is de straf nog niet uitgesproken als het slachtoffer of nabestaande aan het woord komt. Bij een TBS-verlengingszitting is aan de veroordeelde inmiddels (naast een gevangenisstraf) een TBS-maatregel opgelegd. De eventuele gevangenisstraf heeft hij of zij reeds uitgezeten en de tenuitvoerlegging van de TBS-maatregel is gestart. De TBS-maatregel is opgelegd, omdat bij die verdachte een stoornis is vastgelegd en de rechter behandeling van die stoornis noodzakelijk heeft geacht om het daarmee samenhangend recidivegevaar te verminderen. Het doel is verantwoord terugkeer in de maatschappij. Tegelijk kan de TBS-maatregel in potentie levenslang duren. De TBS-verlengingszittingen dienen ervoor te beoordelen in hoeverre de voortzetting van de TBS-maatregel noodzakelijk is. Het criterium waaraan de verlengingsrechter moet toetsen, het zogenaamde gevaarscriterium is vastgelegd in de wet. Het gaat hierbij om de vraag of er nog steeds sprake is van een stoornis en het daaruit voortvloeiende recidivegevaar. Bij de beoordeling hiervan laat de rechter zich voorlichten door deskundigen. Dit maakt dat in deze zittingen geen ruimte is voor het spreekrecht van het slachtoffer of nabestaande.
Voorzover het slachtoffer zou willen vertellen over de gevolgen van het feit, is dit niet het juiste forum, enerzijds omdat die gelegenheid reeds is benut in het kader van de strafzaak en anderzijds omdat het bij die maatregel niet meer gaat om vergelding. Het gaat om behandeling. Voorzover het slachtoffer zijn of haar stem zou willen laten horen over de vraag of de TBS-maatregel wel of niet verlengd moet worden, is het daartoe niet geschikt nu het geen deskundige is en per definitie subjectief is. Gezien het criterium waaraan de verlengingsrechter toetst, kan de mening van het slachtoffer in beide gevallen niet meegenomen worden in het oordeel over de verlenging van de maatregel. De meerwaarde van spreekrecht bij die zittingen wordt dan ook niet ingezien. Het zou de behandeling van de ter beschikking gestelde niet ten goede komen en tegelijk zou het een grote farce zijn voor het slachtoffer, die alle leed bij iedere verlengingszitting opnieuw zou oprakelen, terwijl het niet kan worden meegewogen in het eindresultaat.
Dit is eigenlijk niets nieuws. Deze discussie is al eerder gevoerd en de motie van het CDA is al voorgegaan door motie Kooiman in 2015. Naar aanleiding van motie Kooiman is ook al uitvoerig onderzoek gedaan (met medewerking van slachtoffers en nabestaanden) naar de wenselijkheid en de mogelijkheden om het spreekrecht uit te breiden naar TBS-verlengingszittingen. Hieruit is al gebleken dat het slachtoffers en nabestaanden niet zozeer gaat om het krijgen van spreekrecht, maar informatie. In een brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer d.d. 15 augustus 2017 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie als belangrijkste uitkomst van het onderzoek gemeld dat slachtoffers en nabestaanden vooral beter geïnformeerd willen worden over het verloop van de behandeling en de verlengingszittingen.
De behoefte aan spreekrecht bleek vooral aanwezig is bij de slachtoffers en nabestaanden in de oudere strafzaken van voor de invoering van het spreekrecht. De Minister sprak dan ook de verwachting uit dat met de invoering van spreekrecht bij de strafzitting de behoefte aan spreekrecht bij de TBS-verlengingszitting in de toekomst alleen zal afnemen. In het kader van de verbetering van de informatievoorziening heeft de Minister in dezelfde brief een aantal maatregelen aangekondigd, zoals verbetering van de algemene informatievoorziening over de TBS-verlengingszitting, alsmede het informeren van alle slachtoffers over de zitting, hun positie daarin en de TBS-behandeling. Tot slot geeft hij aan dat het OM de behoeften en wensen van slachtoffers zal inventariseren voor eventuele voorwaarden bij voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, hetgeen vervolgens mee kan worden genomen in de vordering van het OM. Deze maatregelen doen absoluut voldoende recht aan de positie van het slachtoffer, terwijl de ter beschikking gestelde ook nog de kans krijgt om indien verantwoord terug te keren naar de maatschappij.